Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want ziet, Ik ben bij [22]u, en Ik zal u [23]aanzien, en gij zult gebouwd en bezaaid worden. 22. O gij bergen van Israel, om u te redden en goed te doen. Anders: Ik [wil] aan u. Welke manier van spreken hier niet [gelijk elders, zie Jer.21:13, en boven hfdst.13 vs.8] in het kwade, of vijandelijk, maar in het goede en vriendelijk moest genomen worden; gelijk men ook wel somtijds doet in onze taal, wanneer men vijandelijk aan iemand wil, of ook ten beste, om iemand of iets te redden, enz. 23. Of, mijn aangezicht tot u wenden, of keren; dat is, mij uwer genadiglijk aannemen, zendende u den Messias, op wiens komst en weldaden aan zijne kerk deze profetie meest ziet, gelijk in het vervolg blijkt.